- - - - -

Een literaire introductie

 

Op 11 december 1963 zond de Avro-televisie, in het kader van een serie Literaire Ontmoetingen, een geheel aan Gerard van het Reve gewijd programma uit. Tijdsduur: 60 minuten. De introductie en de met Reve gevoerde vraaggesprekken waren toevertrouwd aan H.A. Gomperts; voor de regie tekende Hans Keller.

Belangrijk onderdeel in de afleveringen van Literaire Ontmoetingen, die alle van hoge kwaliteit waren, was het van de schrijver gevraagde statement, waarin hij informatie kon geven over aflkomst, levensloop en de samenhang daarvan met een zich ontwikkelend schrijverschap. Uitgebreid foto- en filmmateriaal illustreerden voor de kijkers de door de schrijver verstrekte gegevens.

Bij het in beeld komen van de op film vastgelegde woonomgeving waar Gerard Reve was opgegroeid, het in de Amsterdamse Watergraafsmeer gelegen 'Betondorp', veranderde er opeens iets in de daarvoor zo bondige informatie-toon van Reve. De toelichting van de schrijver, zelf niet in beeld, kreeg het karakter van een aangrijpende getuigenis. Zelden of nooit heb ik op televisie een samenhang van beeld en verhalende stem gehoord, die zo doortrokken was van intense melancholie. Die stem en de beelden van het in monotone somberheid opgenomen Betondorp, de muziek uit de Franse film Jules et Jim, die bij een onderbreking van Reve's monoloog het beeldverhaal ging ondersteunen, zij gaven een belevingstoestand die ver boven het feitelijke van een informatie uitging.

Dat beeld- en muziekkeuze van de regisseur aan het effect van Reve's getuigenis het nodige hebben bijgedragen, is zonder meer duidelijk, maar doet niets af aan de onvergetelijke indrukken die ik van dit statement heb behouden. Omdat, voor zover mij bekend, die tekst is blijven behoren tot deze Literaire Ontmoeting en haar aan datum gebonden uitzending, citeer ik hier het gedeelte dat op Reve's jeugd in Betondorp betrekking heeft; mede omdat het behoort tot het thema dat onderwerp is van dit boekje.

"Zoals ik al zei ben ik in Amsterdam geboren, en wel in de Van Halsstraat numero 25 één hoog, maar van dat adres heb ik geen enkele herinnering. Ik zal niet veel ouder dan een jaar geweest zijn toen. We verhuisden naar de toen allernieuwste uitleg van Amsterdam, het tuindorp Watergraafsmeer, ook wel onofficieel Betondorp genoemd, waarzich het grootste deel van mijn jeugd heeft afgespeed. Gedurende ongeveer twaafjaren woonden wij in het hoekhuis, in een soort pleintje van de straat, in het huis Ploegstraat 57.

Over deze hele buurt, de huizen, tuinen, daken, straten, pleintjes, heeft altijd voor mij een sfeergehangen van onpeilbaar diepe, onontkoombare weemoed. "Laat elke hoop varen, gij die hier opgroeit" aldus zou ik mijn gevoelens kunnen samenvatten. En dat geldt voor de buurt, de huizen, maar het geldt in zeker even grote mate voor de scholen die ik mij herinner. De bewaarschool aan de Zaaiersweg een vierkant fortachtig gebouw zoals de progressieve stijl van die tijd voorschreef gelegen aan de Grote Wetering, aan de tochtsloot aan de rand van Betondorp tegenover de Oosterbegraafplaats.

Deze weemoed kleeft ook aan het gebouw van de lagere school, de Rozenburgschool aan het Zuivelplein, nu, even als de andere gebouwen van hetzefde complex, niet langer als school in gebruik.

Vrees, gevaar, eenzaamheid, de huizen evenzovele grotten en holen, bewoond door onberekenbare demonen, dat is eigenlijk mijn jeugd. Al kan ik met de beste wil van de wereld niet verklaren waarom het zo is, evenmin als ik zou kunnen verklaren waarom ik eigenlijk in mijn leven niet één gelukkige dag gekend heb. De aanblik van elk huis, van elke kamer waarin zich een deel van mijn bestaan heeft afgespeeld, doet mij nu eenmaal huiveren. Evenals ook de aanblik van het huis waarin zich een groot deel van de handeling uit de novelle De vakantie voltrekt.

Noch heb ik het mezef kunnen uitleggen, noch heeft iemand anders me ooit kunnen duidelijk maken waarom nu die alleronnozelste, onbenullige herinneringen mij als het ware kwellen en bespoken, als evenzovele kwade om wraak schreeuwende nachtgeesten. En waarom ze weigeren mij met rust te laten.

Zo ook overweldigt mij een eveneens onverklaarbare treurigheid als ik voor het huis sta van de jongen die model gestaan heeft voor de lange novelle, misschien wel mijn beste werk, de novelle Werther Nieland.

Men hoort wel eens iemand zeggen: "Ik wou dat ik weer 12 was, dat ik nog 16 was, dat ik nog eens een keer 25 was" maar ik niet. Ik zou voor niets ter wereld opnieuw 16, 18, 20, 30 of 35 willen zijn. En zeer zeker niet 16.

Ik voel mij hopeloos verlaten,
En in de schemerige straten
Schommelt de sneeuw omlaag."
----------
(de drie slotregels vormen de laatste strofe van een vroeg gedicht van Reve getiteld Melancholieke scholier. Het vers is opgenomen in 'Archief Reve 1931-1960).

Uit: Nol Gregoor, De jongen die Werther Nieland werd. Reflex, Utrecht, 1983